Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- Herrschaft:
-
Wiktionary:
- Herrschaft → heerlijkheid
- Herrschaft → overheersing, troon, heerschap, bestuur, heerschappij
Duits
Uitgebreide vertaling voor Herrschaft (Duits) in het Nederlands
Herrschaft:
-
die Herrschaft (Person; Wesen; Individuum; Mensch; Gestalt; Individuen; Einzelperson; Menschenkind; Einzelwesen; Einzelne; Sterbliche)
-
die Herrschaft (Obrigkeit; Macht; Autorität)
-
die Herrschaft (Obrigkeit; Macht; Autorität)
-
die Herrschaft (Meisterschaft; Beherrschung)
het meesterschap
Vertaal Matrix voor Herrschaft:
Synoniemen voor "Herrschaft":
Wiktionary: Herrschaft
Herrschaft
Cross Translation:
noun
-
adellijk grondbezit
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Herrschaft | → overheersing | ↔ dominance — being in a position over others |
• Herrschaft | → troon; heerschap; bestuur; heerschappij | ↔ reign — The exercise of sovereign power |
• Herrschaft | → heerschappij | ↔ rulership — where one rules over others |