Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Heizung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Heizung (Duits) in het Nederlands

Heizung:

Heizung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Heizung
    de verwarming; het verwarmen
  2. die Heizung
    de verhitting
  3. die Heizung
    de verwarming
  4. die Heizung (Erwärmung; Feuerung)
    de verwarming; de kachel
    • verwarming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kachel [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Heizung (Heizungsinstallation)
    de verwarmingsinstallatie
  6. die Heizung (Herd; Ofen; Erwärmung; Feuerung)
    kleine kachel; het kacheltje

Vertaal Matrix voor Heizung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
het verwarmen Heizung
kachel Erwärmung; Feuerung; Heizung
kacheltje Erwärmung; Feuerung; Heizung; Herd; Ofen
kleine kachel Erwärmung; Feuerung; Heizung; Herd; Ofen
verhitting Heizung
verwarming Erwärmung; Feuerung; Heizung Zentralheizung
verwarmingsinstallatie Heizung; Heizungsinstallation

Synoniemen voor "Heizung":


Wiktionary: Heizung

Heizung
noun
  1. een apparaat waarin energie wordt omgezet in warmte met de bedoeling een ruimte te verwarmen
  2. een installatie die voor het verwarmen zorgt

Cross Translation:
FromToVia
Heizung verwarming heating — a system that raises the temperature of a room or building
Heizung verwarming chauffage — action de chauffer