Duits

Uitgebreide vertaling voor Haushaltshilfe (Duits) in het Nederlands

Haushaltshilfe:

Haushaltshilfe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Haushaltshilfe (Haushaltsaushilfskraft)
    de schoonmaakster; de werkster; hulp in de huishouding; de hulp
  2. die Haushaltshilfe (Dienstbotinnen; Dienstmädchen; Dienerinnen)
    de meiden; de dienstbodes; de bodes
    • meiden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • dienstbodes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • bodes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  3. die Haushaltshilfe (Untertanen; Diener; Dienstmädchen)
    de onderdanen; de dienaars
  4. die Haushaltshilfe

Vertaal Matrix voor Haushaltshilfe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bodes Dienerinnen; Dienstbotinnen; Dienstmädchen; Haushaltshilfe Austräger
dienaars Diener; Dienstmädchen; Haushaltshilfe; Untertanen
dienstbodes Dienerinnen; Dienstbotinnen; Dienstmädchen; Haushaltshilfe
hulp Haushaltsaushilfskraft; Haushaltshilfe Arbeitslosengeld; Arbeitslosenhilfe; Assistent; Assistenz; Aushilfe; Beihilfe; Beistand; Bruder; Dienst; Dienstleistung; Familienfürsorge; Familienhilfe; Fürsorge; Gebäudereiniger; Gehilfe; Gehilfin; Geselle; Handreichung; Helfer; Hilfe; Hilfeleistung; Hilfsaktion; Hilfsmittel; Krankenpfleger; Mitarbeiter; Mithilfe; Putzfrau; Sekundant; Service; Sozialhilfe; Sozialhilferegelung; Stütze; Unterstützung; Wohlfahrtssorge
hulp in de huishouding Haushaltsaushilfskraft; Haushaltshilfe
meiden Dienerinnen; Dienstbotinnen; Dienstmädchen; Haushaltshilfe Dienerinnen; Dienstbotinnen; Dienstmädchen; Mägde
onderdanen Diener; Dienstmädchen; Haushaltshilfe; Untertanen
schoonmaakster Haushaltsaushilfskraft; Haushaltshilfe Gebäudereiniger; Hilfe; Putzfrau
werkster Haushaltsaushilfskraft; Haushaltshilfe Gebäudereiniger; Hilfe; Putzfrau
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
hulp in het huishouden Haushaltshilfe

Synoniemen voor "Haushaltshilfe":

  • Hausangestellter; Berufstätiger