Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Handwerker:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Handwerker (Duits) in het Nederlands

Handwerker:

Handwerker [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Handwerker (Handarbeiter)
    de ambachtsman; de handwerker; de handarbeider; de handwerksman
  2. der Handwerker
    de ambachtsman

Vertaal Matrix voor Handwerker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ambachtsman Handarbeiter; Handwerker
handarbeider Handarbeiter; Handwerker Handarbeiter
handwerker Handarbeiter; Handwerker
handwerksman Handarbeiter; Handwerker

Synoniemen voor "Handwerker":


Wiktionary: Handwerker


Cross Translation:
FromToVia
Handwerker ambacht; ambachtslui; stielmannen; vaklui craft — people who perform a particular kind of skilled work
Handwerker vakman craftsman — male artisan
Handwerker arbeider; werkman; werker; werkkracht ouvrier — Personne qui, moyennant salaire, effectue un travail généralement manuel pour un employeur dans les domaines du bâtiment, de l’industrie ou de l’agriculture.