Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Hand in Hand gehen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Hand in Hand gehen (Duits) in het Nederlands

Hand in Hand gehen:

Hand in Hand gehen werkwoord

  1. Hand in Hand gehen (zusammengehen; sich verbinden; sich verknüpfen)
    samengaan; een fusie aangaan; fuseren
    • samengaan werkwoord (ga samen, gaat samen, ging samen, gingen samen, samengegaan)
    • een fusie aangaan werkwoord
    • fuseren werkwoord (fuseer, fuseert, fuseerde, fuseerden, gefuseerd)

Vertaal Matrix voor Hand in Hand gehen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een fusie aangaan Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen
fuseren Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen kompilieren; verschmelzen; zerschmelzen; zusammenfügen; zusammenlegen; zusammenschmelzen
samengaan Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen

Verwante vertalingen van Hand in Hand gehen