Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Hagel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Hagel (Duits) in het Nederlands

Hagel:

Hagel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Hagel (Hagelkorn; Graupel)
    de hagel; de hagelsteen; de hagelkorrel

Vertaal Matrix voor Hagel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hagel Graupel; Hagel; Hagelkorn
hagelkorrel Graupel; Hagel; Hagelkorn
hagelsteen Graupel; Hagel; Hagelkorn

Synoniemen voor "Hagel":


Wiktionary: Hagel

Hagel
noun
  1. aus meist kleinen Eisklumpen bestehender Niederschlag
Hagel
noun
  1. bolvormig ijs dat als neerslag uit de hemel valt

Cross Translation:
FromToVia
Hagel hagel hail — balls of ice
Hagel hagel grêlepluie qui tomber sous forme de petits blocs de glace.