Höcker in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Höcker:
- bolling; bobbel; pukkel; opzetting; bult; buil; opgezwollen plek; zwelling; bochel
Wiktionary:
- Höcker → knobbel
- Höcker → bult, opzwelling, bochel, knobbel, knoest, knol

Duits

Uitgebreide vertaling voor Höcker (Duits) in het Nederlands

der Höcker (Schwellung; Beule; Wulst)
bolling; de bobbel; de pukkel; de opzetting; de bult; de buil; opgezwollen plek; de zwelling
- bolling [znw.] zelfstandig naamwoord
- bobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- pukkel [de ~] zelfstandig naamwoord
- opzetting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bult [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- buil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- opgezwollen plek [znw.] zelfstandig naamwoord
- zwelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
der Höcker (Buckel)
de bult; de bochel
- bult [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bochel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bobbel	Beule; Höcker; Schwellung; Wulst	Aufgedunsenheit; Aufgeschwollenheit; Ausstülpung; Beule; Blase; Buckel; Geschwulst; Schwellung; Unebenheit; Wulst
bochel	Buckel; Höcker
bolling	Beule; Höcker; Schwellung; Wulst	Aufgedunsenheit; Aufgeschwollenheit; Beule; Rundung; Schwellung
buil	Beule; Höcker; Schwellung; Wulst	Aufgedunsenheit; Aufgeschwollenheit; Beule; Blase; Buckel; Geschwulst; Quetschung; Quetschwunde; Schwellung
bult	Beule; Buckel; Höcker; Schwellung; Wulst	Aufgedunsenheit; Aufgeschwollenheit; Beule; Blase; Buckel; Geschwulst; Quetschung; Quetschwunde; Schwellung; kleine Höhe
opgezwollen plek	Beule; Höcker; Schwellung; Wulst	Aufgedunsenheit; Aufgeschwollenheit; Beule; Schwellung
opzetting	Beule; Höcker; Schwellung; Wulst	Beule; Schwellung
pukkel	Beule; Höcker; Schwellung; Wulst	Finne; Pickel; Pustel
zwelling	Beule; Höcker; Schwellung; Wulst	Aufgedunsenheit; Aufgeschwollenheit; Beule; Schwellung

Höcker

noun

Ausbuchtung auf dem Rücken von Tieren (Dromedar, Trampeltier)
- Höcker → knobbel

Cross Translation:

From	To	Via
• Höcker	→ bult; opzwelling; bochel; knobbel; knoest; knol	↔ bosse — enflure, tumeur sur une région osseuse, causer par un choc ou une contusion.