Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Gummi:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gummi (Duits) in het Nederlands

Gummi:

Gummi [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gummi (Kautschuk)
    de rubber
    • rubber [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. Gummi (Radiergummi; Gummierung)
    de gom
    • gom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. Gummi (Gummiband)
    het elastiek
    • elastiek [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gummi:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
elastiek Gummi; Gummiband
gom Gummi; Gummierung; Radiergummi
rubber Gummi; Kautschuk

Synoniemen voor "Gummi":


Wiktionary: Gummi

Gummi
noun
  1. (umgangssprachlich) Radiergummi
  2. (umgangssprachlich) Kondom
  3. Kautschukprodukt, Material für weitere Endprodukte
Gummi
noun
  1. een gum
  2. een kleverige vloeistof die wordt gemaakt van het sap van bomen
  3. een uit het sap van de rubberboom vervaardigd elastisch materiaal

Cross Translation:
FromToVia
Gummi regenjasje; capotje; condoom condom — flexible sleeve worn on the penis
Gummi gum; gom eraser — thing used to erase something written or drawn
Gummi gum rubber — eraser
Gummi condoom rubber — condom
Gummi elastiek; gummi; rubber caoutchouc — À classer selon le sens
Gummi stuf; vlakgom; gom; gummi gomme — Traduction à trier

Verwante vertalingen van Gummi