Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Grau:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Grau (Duits) in het Nederlands

Grau:

Grau [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Grau (Grauheit; Fahlheit)
    de grijsheid; grijze kleur
  2. Grau (Ödheit; Trostlosigkeit)
    de somberheid; de grauwheid; de kleurloosheid; de grijsheid; grauwte

Vertaal Matrix voor Grau:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grauwheid Grau; Trostlosigkeit; Ödheit Farblosigkeit
grauwte Grau; Trostlosigkeit; Ödheit
grijsheid Fahlheit; Grau; Grauheit; Trostlosigkeit; Ödheit Alter; Greisenalter
grijze kleur Fahlheit; Grau; Grauheit
kleurloosheid Grau; Trostlosigkeit; Ödheit Farblosigkeit
somberheid Grau; Trostlosigkeit; Ödheit Farblosigkeit; Lebensmüdigkeit; Mutlosigkeit; Schwermut; Schwermütigkeit; Traurigkeit; Trübsal; Trübseligkeit; Trübsinn; Trübsinnigkeit; Verzweiflung

Wiktionary: Grau


Cross Translation:
FromToVia
Grau grijs gray — colour

Verwante vertalingen van Grau