Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Gottesdienst:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gottesdienst (Duits) in het Nederlands

Gottesdienst:

Gottesdienst [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Gottesdienst (Religion; Glaube)
    de religie; het geloof; de godsdienst
    • religie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • geloof [het ~] zelfstandig naamwoord
    • godsdienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Gottesdienst
    de kerkdienst
  3. der Gottesdienst (Messe; Dienst)
    de dienst; kerkviering; de mis
    • dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kerkviering [znw.] zelfstandig naamwoord
    • mis [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gottesdienst:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dienst Dienst; Gottesdienst; Messe Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienst; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Dienstpflicht; Dienststelle; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Gunst; Institut; Schenkung; Sold; Spende; Stelle; Stiftung; Wohlwollen; Zuvorkommendheit; Zuwendung
geloof Glaube; Gottesdienst; Religion Bekenntnis; Fiduz; Glaube; Glaubensüberzeugung; Konfession; Religionsbekenntnis; Religiösität; Sinnesart; Vertrauen; religiöse Überzeugung
godsdienst Glaube; Gottesdienst; Religion Religion
kerkdienst Gottesdienst
kerkviering Dienst; Gottesdienst; Messe
mis Dienst; Gottesdienst; Messe
religie Glaube; Gottesdienst; Religion
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mis falsch; fehlerhaft; unrichtig; verkehrt; verschmitzt

Synoniemen voor "Gottesdienst":


Wiktionary: Gottesdienst

Gottesdienst
noun
  1. een bijeenkomst van een christelijke gemeente waarin God vereerd wordt

Cross Translation:
FromToVia
Gottesdienst kerkdienst church — worship service
Gottesdienst kerkdienst church service — communal worship
Gottesdienst eredienst service — religious rite or ritual

Verwante vertalingen van Gottesdienst