Duits

Uitgebreide vertaling voor Gequassel (Duits) in het Nederlands

Gequassel:

Gequassel [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gequassel (Geplapper; Geschwätz; Kauderwelsch)
    het gebrabbel; de brabbeltaal
  2. Gequassel (Gequatsch; Geklatsch; Unsinn; )
    het gekeuvel; het geklets; het gebabbel; het gekwebbel
  3. Gequassel (Geklatsch; Gerede; Klatsch; )
    de praatje; stof tot gepraat; de klap; het gepraat
  4. Gequassel (Kauderwelsch)
    het koeterwaals; de brabbeltaal
  5. Gequassel (Geplapper; Gerede; Geschwätz; )
    de prietpraat
  6. Gequassel (Geplapper; Geschwätz)
    het gesnater; het gekwaak; eendegesnater

Vertaal Matrix voor Gequassel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brabbeltaal Geplapper; Gequassel; Geschwätz; Kauderwelsch
eendegesnater Geplapper; Gequassel; Geschwätz
gebabbel Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Schwatze; Tratsch; Unsinn; Wäscherei Geklatsch; Geplauder; Gerede; Plauderei; Schwatz
gebrabbel Geplapper; Gequassel; Geschwätz; Kauderwelsch
gekeuvel Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Schwatze; Tratsch; Unsinn; Wäscherei Geklatsch; Geplapper; Geplauder; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Klatschen; Plauderei; Schwatz; Tratsch
geklets Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Schwatze; Tratsch; Unsinn; Wäscherei Anschwärzung; Einkalkulierung; Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Klatschen; Klatscherei; Lästerrede; Lästerung; Plauderei; Schwatz; Schwatzerei; Verleumdung; Wäscherei
gekwaak Geplapper; Gequassel; Geschwätz
gekwebbel Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Schwatze; Tratsch; Unsinn; Wäscherei
gepraat Geklatsch; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Plauderei; Tratsch Geklatsch; Geplauder; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Klatsch; Tratsch
gesnater Geplapper; Gequassel; Geschwätz
klap Geklatsch; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Plauderei; Tratsch Anschwärzung; Bums; Einkalkulierung; Fall; Hau; Hieb; Klaps; Klatscherei; Knall; Krach; Lästerrede; Lästerung; Maulschelle; Ohrfeige; Plauderei; Plumps; Puff; Schlag; Schuß; Stoß; Verleumdung; Wäscherei; leichter Schlag
koeterwaals Gequassel; Kauderwelsch
praatje Geklatsch; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Plauderei; Tratsch Geklatsch; Geplapper; Geplauder; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Klatschen; Plauderei; Schwatz; Tratsch
prietpraat Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Getratsch
stof tot gepraat Geklatsch; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Plauderei; Tratsch
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koeterwaals kauderwelsch

Wiktionary: Gequassel


Cross Translation:
FromToVia
Gequassel geklets chatter — talk, especially meaningless or unimportant talk
Gequassel gebabbel; geklets; gekakel gab — Idle chatter
Gequassel gewauwel; wartaal; koeterwaals gibberish — unintelligible speech or writing
Gequassel onzin twaddle — Empty or silly idle talk or writing; nonsense