Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Geflügel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Geflügel (Duits) in het Nederlands

Geflügel:

Geflügel [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Geflügel (Hühner)
    het gevogelte; de vogels
    • gevogelte [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vogels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. Geflügel (Federvieh)
    het pluimvee
    • pluimvee [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Geflügel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gevogelte Geflügel; Hühner Geflügelfleisch
pluimvee Federvieh; Geflügel
vogels Geflügel; Hühner

Wiktionary: Geflügel

Geflügel
noun
  1. auch im Plural (oft bezüglich verschiedener Arten): Vogel als landwirtschaftliche Nutztiere und als Haustiere
Geflügel
noun
  1. een verzamelnaam voor vogels die gekweekt worden als voedsel

Cross Translation:
FromToVia
Geflügel stuk pluimvee fowl — bird of the order Galliformes, including chickens, turkeys, pheasant, partridges and quail
Geflügel gevogelte fowl — Galliformes and also waterfowl of the order Anseriformes such as ducks, geese and swans