Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal Gefälligkeit

Vertaal Gefälligkeit van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Gefälligkeit:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Gefälligkeit (Duits) in het Nederlands

Gefälligkeit:

Gefälligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Gefälligkeit (Gunst; Dienst; Stelle; )
    de gunst; de dienst
    • gunst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. die Gefälligkeit (Zuvorkommendheit; Dienstbereitschaft; Dienstbarkeit; )
    de voorkomendheid; gedienstige handeling; de dienst; de gedienstigheid
  3. die Gefälligkeit (Geschenk; Kleinigkeit)
    het cadeautje; de aardigheid
  4. die Gefälligkeit (Donation; Geschenk; Spende; )
    de donatie; de schenking; de gift
    • donatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • schenking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gift [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Gefälligkeit (Zugänglichkeit; Freundlichkeit)
    de toegankelijkheid
  6. die Gefälligkeit (Freundlichkeit)
    de toeschietelijkheid

Vertaal Matrix voor Gefälligkeit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aardigheid Gefälligkeit; Geschenk; Kleinigkeit Freude; Freundlichkeit; Gefallen; Genuß; Geschenk; Herzlichkeit; Humor; Keckheit; Lust; Scherz; Spaß; Späßchen; Streich; Ulk; Vergnügen; Witz; äusserung von Fröhlichkeit
cadeautje Gefälligkeit; Geschenk; Kleinigkeit
dienst Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienst; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Gunst; Schenkung; Sold; Spende; Stelle; Stiftung; Wohlwollen; Zuvorkommendheit; Zuwendung Dienst; Dienstpflicht; Dienststelle; Gottesdienst; Institut; Messe
donatie Donation; Gabe; Gefälligkeit; Geldgeschenk; Geldspende; Geschenk; Gift; Schenkung; Spende; Stiftung; Zuwendung
gedienstige handeling Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Wohlwollen; Zuvorkommendheit
gedienstigheid Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Wohlwollen; Zuvorkommendheit Dienstfertigkeit; Hilfsbereitschaft
gift Donation; Gabe; Gefälligkeit; Geldgeschenk; Geldspende; Geschenk; Gift; Schenkung; Spende; Stiftung; Zuwendung Spende
gunst Dienst; Gefälligkeit; Gunst; Schenkung; Sold; Spende; Stelle; Stiftung; Zuwendung
schenking Donation; Gabe; Gefälligkeit; Geldgeschenk; Geldspende; Geschenk; Gift; Schenkung; Spende; Stiftung; Zuwendung Schenkung
toegankelijkheid Freundlichkeit; Gefälligkeit; Zugänglichkeit Barrierefreiheit
toeschietelijkheid Freundlichkeit; Gefälligkeit
voorkomendheid Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Wohlwollen; Zuvorkommendheit

Synoniemen voor "Gefälligkeit":


Wiktionary: Gefälligkeit

Cross Translation:
FromToVia
• Gefälligkeit → gunst; dienst ↔ favor — deed in which help is voluntarily provided
• Gefälligkeit → liefheid; voorkomendheid; vriendelijkheid; bereidvaardigheid; schikkelijkheid; toeschietelijkheid ↔ obligeance — soutenu|fr disposition à se montrer obligeant, serviable.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0523 seconde
Page rendered in 1.0 seconds