Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Geübtheit:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Geübtheit (Duits) in het Nederlands

Geübtheit:

Geübtheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Geübtheit (Routine; Erfahrung; Praxis)
    de ervaring; de praktijk; de routine
    • ervaring [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • praktijk [de ~] zelfstandig naamwoord
    • routine [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Geübtheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ervaring Erfahrung; Geübtheit; Praxis; Routine Erfahrung; Erlebnis
praktijk Erfahrung; Geübtheit; Praxis; Routine Arztpraxis; Praxis
routine Erfahrung; Geübtheit; Praxis; Routine

Synoniemen voor "Geübtheit":

  • Versiertheit