Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Gau:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gau (Duits) in het Nederlands

Gau:

Gau [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Gau (Region; Provinz; Gegend)
    de regio; de streek
    • regio [de ~] zelfstandig naamwoord
    • streek [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gau:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
regio Gau; Gegend; Provinz; Region Bereich; Cachebereich; Gegend; Landstriche
streek Gau; Gegend; Provinz; Region Bereich; Bezirk; Flausen; Fläche; Gebiet; Gegend; Gelände; Landstriche; Lauer; Region; Scherz; Schäkerei; Spaß; Spaßen; Späßchen; Streich; Ulk; Zone

Synoniemen voor "Gau":

  • Gespanschaft; Komitat

Wiktionary: Gau

Gau
noun
  1. district, gewest, provincie