Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Garage:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Garage (Duits) in het Nederlands

Garage:

Garage [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Garage (Autohalle)
    de autogarage; de garage; autostalling; wagenschuur
  2. die Garage (Tiefgarage; Parkhaus)
    de parkeergarage

Vertaal Matrix voor Garage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
autogarage Autohalle; Garage
autostalling Autohalle; Garage
garage Autohalle; Garage
parkeergarage Garage; Parkhaus; Tiefgarage
wagenschuur Autohalle; Garage

Synoniemen voor "Garage":

  • Garage Punk; Garage Rock; Garagenrock; Sixties Punk; Rock; Rockmusik

Wiktionary: Garage

Garage
noun
  1. Raum zum dauerhaften abstellen und Unterstellen von Kraftfahrzeugen
Garage
noun
  1. een overdekte autostalling
  2. een bedrijf dat

Cross Translation:
FromToVia
Garage garage; stalling; zijspoor garage — Bâtiment d’abri pour véhicules.