Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Frisur:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Frisur (Duits) in het Nederlands

Frisur:

Frisur [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Frisur (Haarschnitt; Schnitt)
    het kapsel; de frisuur; de coiffure
    • kapsel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • frisuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • coiffure [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Frisur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coiffure Frisur; Haarschnitt; Schnitt Fasson; Schnitt
frisuur Frisur; Haarschnitt; Schnitt
kapsel Frisur; Haarschnitt; Schnitt

Synoniemen voor "Frisur":


Wiktionary: Frisur

Frisur
noun
  1. Art, wie die Haare schneiden und aufmachen sind
Frisur
noun
  1. de manier waarop het haar geknipt is

Cross Translation:
FromToVia
Frisur coiffure; kapsel coiffure — Manière dont on arrange les cheveux.