Frage in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Frage:
- issue; kwestie; punt; geval; zaak; aangelegenheid; affaire; vraag
Wiktionary:
- Frage → vraagstuk, vraag, kwestie
- Frage → hersenbreker, raadsel, vraag, thema, kwestie, twijfel, motie

Duits

Uitgebreide vertaling voor Frage (Duits) in het Nederlands

die Frage (Streitfrage; Sache; Fall; Problem; Angelegenheit)
het issue; de kwestie; de punt
- issue [het ~] zelfstandig naamwoord
- kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- punt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
die Frage (Affäre; Sache; Angelegenheit)
het geval; de kwestie; de zaak; de aangelegenheid; de affaire
- geval [het ~] zelfstandig naamwoord
- kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zaak [de ~] zelfstandig naamwoord
- aangelegenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- affaire [de ~] zelfstandig naamwoord
die Frage
de vraag
- vraag [de ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aangelegenheid	Affäre; Angelegenheit; Frage; Sache
affaire	Affäre; Angelegenheit; Frage; Sache	Abenteuer; Affäre; Angelegenheit; Beziehung; Kopplung; Sache; Verbindung; Verhältnis
geval	Affäre; Angelegenheit; Frage; Sache	Angelegenheit; Fall; Fälle; Geschichte; Objekt; Problemfall; Sache; Scherereien; Vorfall; Vorgang; Zwischenfall
issue	Angelegenheit; Fall; Frage; Problem; Sache; Streitfrage
kwestie	Affäre; Angelegenheit; Fall; Frage; Problem; Sache; Streitfrage	Angelegenheit; Aufgabe; Auseinandersetzung; Differenz; Fall; Konflikt; Meinungsverschiedenheit; Problem; Sache; Streit; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Vorfall; Vorgang; Wortwechsel; Zwietracht; Zwischenfall
punt	Angelegenheit; Fall; Frage; Problem; Sache; Streitfrage	Beurteilung; Note; Punkt; Spitze
vraag	Frage	Anfrage; Antrag; Begehren; Bitte; Gebet; Gesuch; Interpellation
zaak	Affäre; Angelegenheit; Frage; Sache	Angelegenheit; Artikel; Betrieb; Ding; Firma; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Geschäft; Geschäfte; Geschäftsbetrieb; Handel; Handelsbetrieb; Handelsgeschäft; Handelsunternehmen; Holding; Holdinggesellschaft; Laden; Objekt; Sache; Sachen; Transaktion; Unternehmen; Ware; Zeug
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
punt		Grad

Frage

noun

Angelegenheit, Diskussionspunkt, Problem
- Frage → vraagstuk
Linguistik: Äußerung, die Antwort oder Klärung verlangt; Aufforderung zur Antwort
- Frage → vraag

Frage

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Frage	→ hersenbreker; raadsel	↔ conundrum — difficult question or riddle
• Frage	→ vraag	↔ question — sentence which asks for information
• Frage	→ thema; kwestie	↔ question — topic under discussion
• Frage	→ twijfel	↔ question — doubt or challenge about the truth
• Frage	→ motie	↔ question — formal proposal to a meeting as a topic for discussion and vote
• Frage	→ kwestie; vraag	↔ question — interrogation, demande que l’on faire pour s’informer de quelque chose.