Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Fraß:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Fraß (Duits) in het Nederlands

Fraß:

Fraß [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Fraß
    opschrokken; het smakken; vies eten

Vertaal Matrix voor Fraß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opschrokken Fraß
smakken Fraß Knallen; Schmatzen
vies eten Fraß
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smakken hinschmeißen; schmatzen; schmatzen beim Essen; schmeißen

Wiktionary: Fraß


Cross Translation:
FromToVia
Fraß eten; maal; maaltijd repas — Nourriture (sens général)