Faulenzer in het Nederlands vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Faulenzer:
- lapzwans; slampamper; flierefluiter; lanterfant; leegloper; lanterfanter; luiaard; luiwammes; luilak; geitenbreier; nietsnut; lamzak; lammeling; slapkous; lijntrekker; inertie; traagheid; indolentie; sloomheid; logheid; luiheid; langzaamheid; lamlendigheid; slapte; sijsjeslijmer; treuzelkous; hannes; slak; teut; talmer; sukkel; treuzelaar; treuzel
Wiktionary:
- Faulenzer → luiaard, luierik, luilak

Duits

Uitgebreide vertaling voor Faulenzer (Duits) in het Nederlands

Faulenzer:

Faulenzer [der ~] zelfstandig naamwoord

der Faulenzer (Sclappschwanz; Bummler; Müßiggänger; Tagedieb)
de lapzwans; de slampamper; de flierefluiter; de lanterfant; de leegloper; de lanterfanter
- lapzwans [de ~] zelfstandig naamwoord
- slampamper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- flierefluiter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lanterfant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- leegloper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lanterfanter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Faulenzer (Faulpelz; Drückeberger; Faultier)
de luiaard; de luiwammes; de luilak
- luiaard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- luiwammes [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- luilak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Faulenzer (Nichtsnutz; Müßiggänger; Faulpelz; Drückeberger; gescheiterte Existenz; Bummelant; Flasche; Taugenichts; Drückebergerin)
de lanterfanter; de geitenbreier; de nietsnut; de slampamper; de lamzak; de lammeling; de leegloper; slapkous; de lapzwans; de lijntrekker
- lanterfanter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- geitenbreier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- nietsnut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- slampamper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lamzak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lammeling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- leegloper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- slapkous [znw.] zelfstandig naamwoord
- lapzwans [de ~] zelfstandig naamwoord
- lijntrekker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Faulenzer (Langsamkeit; Faulheit; Trägheit; Schlappheit; Plumpheit; Lethargie; Laschheit; Grobheit; Mattigkeit; Schwerfälligkeit; Laxheit; Lauheit; Flegelhaftigkeit; Klobigkeit; Schlafsucht; Schlafsüchte)
de inertie; de traagheid; de indolentie; de sloomheid; de logheid; de luiheid; langzaamheid; de lamlendigheid; de slapte
- inertie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- traagheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- indolentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- sloomheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- logheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- luiheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- langzaamheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- lamlendigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- slapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
der Faulenzer (Trödler; Faulpelz; Quasselstrippe; Salzsack; Faselhans; Drückebergerin; Nachzügler; Zauderer; Faseler; Trödelliese; Drückeberger; Nörgler)
de sijsjeslijmer; treuzelkous; de hannes; de slak; de teut; talmer; de sukkel; de treuzelaar; de treuzel
- sijsjeslijmer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- treuzelkous [znw.] zelfstandig naamwoord
- hannes [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- slak [de ~] zelfstandig naamwoord
- teut [de ~] zelfstandig naamwoord
- talmer [znw.] zelfstandig naamwoord
- sukkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- treuzelaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- treuzel [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Faulenzer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
flierefluiter	Bummler; Faulenzer; Müßiggänger; Sclappschwanz; Tagedieb
geitenbreier	Bummelant; Drückeberger; Drückebergerin; Faulenzer; Faulpelz; Flasche; Müßiggänger; Nichtsnutz; Taugenichts; gescheiterte Existenz	Ekel; Griesgram; Meckerer; Meckerfritze; Nölpeter; Nölsuse; Nörgler; Quengler
hannes	Drückeberger; Drückebergerin; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Trödelliese; Trödler; Zauderer
indolentie	Faulenzer; Faulheit; Flegelhaftigkeit; Grobheit; Klobigkeit; Langsamkeit; Laschheit; Lauheit; Laxheit; Lethargie; Mattigkeit; Plumpheit; Schlafsucht; Schlafsüchte; Schlappheit; Schwerfälligkeit; Trägheit	Laschheit; Lauheit; Laxheit; Trägheit
inertie	Faulenzer; Faulheit; Flegelhaftigkeit; Grobheit; Klobigkeit; Langsamkeit; Laschheit; Lauheit; Laxheit; Lethargie; Mattigkeit; Plumpheit; Schlafsucht; Schlafsüchte; Schlappheit; Schwerfälligkeit; Trägheit	Antreibsarmut; Entschlußlosigkeit; Schlappheit; Trägheit
lamlendigheid	Faulenzer; Faulheit; Flegelhaftigkeit; Grobheit; Klobigkeit; Langsamkeit; Laschheit; Lauheit; Laxheit; Lethargie; Mattigkeit; Plumpheit; Schlafsucht; Schlafsüchte; Schlappheit; Schwerfälligkeit; Trägheit
lammeling	Bummelant; Drückeberger; Drückebergerin; Faulenzer; Faulpelz; Flasche; Müßiggänger; Nichtsnutz; Taugenichts; gescheiterte Existenz
lamzak	Bummelant; Drückeberger; Drückebergerin; Faulenzer; Faulpelz; Flasche; Müßiggänger; Nichtsnutz; Taugenichts; gescheiterte Existenz
langzaamheid	Faulenzer; Faulheit; Flegelhaftigkeit; Grobheit; Klobigkeit; Langsamkeit; Laschheit; Lauheit; Laxheit; Lethargie; Mattigkeit; Plumpheit; Schlafsucht; Schlafsüchte; Schlappheit; Schwerfälligkeit; Trägheit
lanterfant	Bummler; Faulenzer; Müßiggänger; Sclappschwanz; Tagedieb
lanterfanter	Bummelant; Bummler; Drückeberger; Drückebergerin; Faulenzer; Faulpelz; Flasche; Müßiggänger; Nichtsnutz; Sclappschwanz; Tagedieb; Taugenichts; gescheiterte Existenz
lapzwans	Bummelant; Bummler; Drückeberger; Drückebergerin; Faulenzer; Faulpelz; Flasche; Müßiggänger; Nichtsnutz; Sclappschwanz; Tagedieb; Taugenichts; gescheiterte Existenz
leegloper	Bummelant; Bummler; Drückeberger; Drückebergerin; Faulenzer; Faulpelz; Flasche; Müßiggänger; Nichtsnutz; Sclappschwanz; Tagedieb; Taugenichts; gescheiterte Existenz
lijntrekker	Bummelant; Drückeberger; Drückebergerin; Faulenzer; Faulpelz; Flasche; Müßiggänger; Nichtsnutz; Taugenichts; gescheiterte Existenz
logheid	Faulenzer; Faulheit; Flegelhaftigkeit; Grobheit; Klobigkeit; Langsamkeit; Laschheit; Lauheit; Laxheit; Lethargie; Mattigkeit; Plumpheit; Schlafsucht; Schlafsüchte; Schlappheit; Schwerfälligkeit; Trägheit
luiaard	Drückeberger; Faulenzer; Faulpelz; Faultier
luiheid	Faulenzer; Faulheit; Flegelhaftigkeit; Grobheit; Klobigkeit; Langsamkeit; Laschheit; Lauheit; Laxheit; Lethargie; Mattigkeit; Plumpheit; Schlafsucht; Schlafsüchte; Schlappheit; Schwerfälligkeit; Trägheit
luilak	Drückeberger; Faulenzer; Faulpelz; Faultier
luiwammes	Drückeberger; Faulenzer; Faulpelz; Faultier
nietsnut	Bummelant; Drückeberger; Drückebergerin; Faulenzer; Faulpelz; Flasche; Müßiggänger; Nichtsnutz; Taugenichts; gescheiterte Existenz
sijsjeslijmer	Drückeberger; Drückebergerin; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Trödelliese; Trödler; Zauderer
slak	Drückeberger; Drückebergerin; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Trödelliese; Trödler; Zauderer	Gartenschnecke; Metallschlacke; Schnecke
slampamper	Bummelant; Bummler; Drückeberger; Drückebergerin; Faulenzer; Faulpelz; Flasche; Müßiggänger; Nichtsnutz; Sclappschwanz; Tagedieb; Taugenichts; gescheiterte Existenz
slapkous	Bummelant; Drückeberger; Drückebergerin; Faulenzer; Faulpelz; Flasche; Müßiggänger; Nichtsnutz; Taugenichts; gescheiterte Existenz
slapte	Faulenzer; Faulheit; Flegelhaftigkeit; Grobheit; Klobigkeit; Langsamkeit; Laschheit; Lauheit; Laxheit; Lethargie; Mattigkeit; Plumpheit; Schlafsucht; Schlafsüchte; Schlappheit; Schwerfälligkeit; Trägheit	Abgespanntheit; Depression; Empfindlichkeit; Erschlaffung; Erschöpfung; Flauheit; Hinfälligkeit; Kraftlosigkeit; Kränklichkeit; Laschheit; Schlaffheit; Schlappheit; Schwachheit; Schwäche; Sprödigkeit; Unbehagen; Weiche; Weichheit; Zerbrechlichkeit
sloomheid	Faulenzer; Faulheit; Flegelhaftigkeit; Grobheit; Klobigkeit; Langsamkeit; Laschheit; Lauheit; Laxheit; Lethargie; Mattigkeit; Plumpheit; Schlafsucht; Schlafsüchte; Schlappheit; Schwerfälligkeit; Trägheit
sukkel	Drückeberger; Drückebergerin; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Trödelliese; Trödler; Zauderer	Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schaf; Schafskopf; Schafsköpfe; Schlemihl; Schussel; Schwachkopf; Schwächling; Strohkopf; Stümper; Tropf; Trottel
talmer	Drückeberger; Drückebergerin; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Trödelliese; Trödler; Zauderer
teut	Drückeberger; Drückebergerin; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Trödelliese; Trödler; Zauderer	Trödelliese
traagheid	Faulenzer; Faulheit; Flegelhaftigkeit; Grobheit; Klobigkeit; Langsamkeit; Laschheit; Lauheit; Laxheit; Lethargie; Mattigkeit; Plumpheit; Schlafsucht; Schlafsüchte; Schlappheit; Schwerfälligkeit; Trägheit
treuzel	Drückeberger; Drückebergerin; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Trödelliese; Trödler; Zauderer	Trödelliese
treuzelaar	Drückeberger; Drückebergerin; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Trödelliese; Trödler; Zauderer	Salzsack
treuzelkous	Drückeberger; Drückebergerin; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Trödelliese; Trödler; Zauderer
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
teut		angeheitert; angesäuselt; benebelt; berauscht; besoffen; besäuselt; betrunken; blau; duselig; schwer betrunken; stock besoffen; stock betrunken; voll; völlig betrunken

Synoniemen voor "Faulenzer":

Bukligger; Bummler; Drückeberger; Faultier; Gammler; Müßiggänger; Schlaffi; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ

Wiktionary: Faulenzer

Cross Translation:

From	To	Via
• Faulenzer	→ luiaard	↔ layabout — lazy person
• Faulenzer	→ luierik	↔ lazybones — person who is lazy
• Faulenzer	→ luilak	↔ flemmard — (familier, fr) Personne flemmarde.

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal Faulenzer van Duits naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Faulenzer (Duits) in het Nederlands

Faulenzer:

Faulenzer [der ~] zelfstandig naamwoord

der Faulenzer (Sclappschwanz; Bummler; Müßiggänger; Tagedieb)

der Faulenzer (Faulpelz; Drückeberger; Faultier)

der Faulenzer (Nichtsnutz; Müßiggänger; Faulpelz; Drückeberger; gescheiterte Existenz; Bummelant; Flasche; Taugenichts; Drückebergerin)

der Faulenzer (Langsamkeit; Faulheit; Trägheit; Schlappheit; Plumpheit; Lethargie; Laschheit; Grobheit; Mattigkeit; Schwerfälligkeit; Laxheit; Lauheit; Flegelhaftigkeit; Klobigkeit; Schlafsucht; Schlafsüchte)

der Faulenzer (Trödler; Faulpelz; Quasselstrippe; Salzsack; Faselhans; Drückebergerin; Nachzügler; Zauderer; Faseler; Trödelliese; Drückeberger; Nörgler)

Vertaal Matrix voor Faulenzer:

Synoniemen voor "Faulenzer":

Wiktionary: Faulenzer