Falte in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Falte:
- rimpel; gezichtsrimpel; valse vouw; kreukel; plooi; plooiing; lijn; huidrimpel; golfje; rimpeling
Wiktionary:
- Falte → plooi, kreukel, rimpel, frons, geul, groef, voor, vore, zog, cannelure, gleuf, sleuf

Duits

Uitgebreide vertaling voor Falte (Duits) in het Nederlands

die Falte (Gesichtsfalte; Leitung; Schnur; Abnehmen; Kräuselung; Zeile; Gerade; Ende; Leine)
de rimpel; gezichtsrimpel
- rimpel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- gezichtsrimpel [znw.] zelfstandig naamwoord
die Falte
valse vouw; de kreukel
- valse vouw [znw.] zelfstandig naamwoord
- kreukel [de ~] zelfstandig naamwoord
die Falte (Wurf; Runzel)
de plooi; de plooiing
- plooi [de ~] zelfstandig naamwoord
- plooiing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Falte (Hautfalte; Runzel)
de rimpel; de lijn; huidrimpel
- rimpel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lijn [de ~] zelfstandig naamwoord
- huidrimpel [znw.] zelfstandig naamwoord
die Falte (Kräuselung; Runzeln)
het golfje; de rimpeling
- golfje [het ~] zelfstandig naamwoord
- rimpeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gezichtsrimpel	Abnehmen; Ende; Falte; Gerade; Gesichtsfalte; Kräuselung; Leine; Leitung; Schnur; Zeile
golfje	Falte; Kräuselung; Runzeln
huidrimpel	Falte; Hautfalte; Runzel
kreukel	Falte
lijn	Falte; Hautfalte; Runzel	Gurt; Gürtel; Leine; Linie; Riemen; Strich
plooi	Falte; Runzel; Wurf
plooiing	Falte; Runzel; Wurf
rimpel	Abnehmen; Ende; Falte; Gerade; Gesichtsfalte; Hautfalte; Kräuselung; Leine; Leitung; Runzel; Schnur; Zeile
rimpeling	Falte; Kräuselung; Runzeln
valse vouw	Falte

Cross Translation:

From	To	Via
• Falte	→ plooi; kreukel	↔ crease — mark made by folding
• Falte	→ plooi	↔ fold — bend or crease
• Falte	→ rimpel	↔ wrinkle — a line or crease in the skin
• Falte	→ rimpel	↔ ride — Pli qui se forme sur la peau
• Falte	→ rimpel	↔ ride — Grand pli qu’offre un terrain
• Falte	→ frons; geul; groef; rimpel; voor; vore; zog; cannelure; gleuf; sleuf	↔ sillon — tranchée que le soc, le coutre de la charrue ouvre dans la terre qu’on laboure.