Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Fahrkarte:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Fahrkarte (Duits) in het Nederlands

Fahrkarte:

Fahrkarte [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Fahrkarte (Ticket; Fahrschein)
    het tramkaartje
  2. die Fahrkarte (Ticket; Fahrschein)
    het reisbiljet
  3. die Fahrkarte (Ticket; Fahrschein)
    het spoorkaartje

Vertaal Matrix voor Fahrkarte:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
reisbiljet Fahrkarte; Fahrschein; Ticket
spoorkaartje Fahrkarte; Fahrschein; Ticket
tramkaartje Fahrkarte; Fahrschein; Ticket

Synoniemen voor "Fahrkarte":


Wiktionary: Fahrkarte


Cross Translation:
FromToVia
Fahrkarte ticket ticket — pass for transportation
Fahrkarte bon; coupon; kaartje; voucher; biljet; ticket ticket — billet donnant droit à un accès