Fach in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Fach:
- beroep; werk; vak; vakgebied; specialisme; specialisatie; metier; tak van wetenschap; discipline; tak; deelsoort
Wiktionary:
- Fach → vak, vakgebied, afdeling, geleding, sectie, tak, branche
Gebruikers suggesties voor Fach:
- schoolvak

Duits

Uitgebreide vertaling voor Fach (Duits) in het Nederlands

Fach (Arbeit; Beruf)
het beroep; het werk; het vak
- beroep [het ~] zelfstandig naamwoord
- werk [het ~] zelfstandig naamwoord
- vak [het ~] zelfstandig naamwoord
Fach (Fachgebiet; Spezialgebiet; Sektor)
het vakgebied; het specialisme; de specialisatie
- vakgebied [het ~] zelfstandig naamwoord
- specialisme [het ~] zelfstandig naamwoord
- specialisatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
Fach (Metier; Beruf; Branche)
het metier
- metier [het ~] zelfstandig naamwoord
Fach (Fachwissenschaft; Disziplin; Fachgebiet; Sektor)
tak van wetenschap; de discipline
- tak van wetenschap [znw.] zelfstandig naamwoord
- discipline [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
Fach (Zweig)
de tak; deelsoort
- tak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- deelsoort [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beroep	Arbeit; Beruf; Fach	Beruf; Job
deelsoort	Fach; Zweig
discipline	Disziplin; Fach; Fachgebiet; Fachwissenschaft; Sektor	Anordnung; Bestimmung; Disziplin; Fügung; Ordnung; Regel; Unterwerfung; Verfügung; Verordnung; Vorschrift; Zucht
metier	Beruf; Branche; Fach; Metier
specialisatie	Fach; Fachgebiet; Sektor; Spezialgebiet	Spezialisierung
specialisme	Fach; Fachgebiet; Sektor; Spezialgebiet
tak	Fach; Zweig	Abteilung; Ast; Baumzweig; Geschäftsstelle; Sektion; Zweig
tak van wetenschap	Disziplin; Fach; Fachgebiet; Fachwissenschaft; Sektor
vak	Arbeit; Beruf; Fach	Arbeit; Beruf; Beschäftigung; Branche; Erwerb; Gefrierfach; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Tätigkeit; Wirtschaft
vakgebied	Fach; Fachgebiet; Sektor; Spezialgebiet
werk	Arbeit; Beruf; Fach	Arbeit; Arbeitsplatz; Beschäftigung; Funktion; Gebilde; Gesamtwerk; Kreation; Kunstobjekt; Kunstwerk; Lohnarbeit; Meisterwerk; Position; Schöpfung; Stelle; Stellung; Tätigkeit; Werk; Wirkungskreis

Disziplin; Fachbereich; Fachdisziplin; Fachgebiet; Kunde; Wissenschaftsdisziplin; Wissenschaftszweig; Wissenszweig; Thema; Themenbereich; Themenkreis
Domäne; Fachrichtung; Schulfach
Schubfach; Schublade

Cross Translation:

From	To	Via
• Fach	→ vak; vakgebied	↔ subject — particular area of study
• Fach	→ afdeling; geleding; sectie; tak	↔ branche — Traductions à trier suivant le sens
• Fach	→ afdeling; branche; tak; vak	↔ spécialité — caractère de ce qui est spécial.