Führung in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Führung:
- rondleiding; management; bestuur; politiek; voorgaan; leiding; aanvoeren; aanvoering; voorsprong
Wiktionary:
- Führung → rondleiding, leisponning, directie, leiding, management
- Führung → gedrag, gedragingen, leiding, begeleiding, voorsprong, voorzitterschap, administratie, management, directie, beheer, bestuur

Duits

Uitgebreide vertaling voor Führung (Duits) in het Nederlands

die Führung
de rondleiding
- rondleiding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Führung (Verwaltung; Managment; Direktion)
het management; het bestuur; de politiek
- management [het ~] zelfstandig naamwoord
- bestuur [het ~] zelfstandig naamwoord
- politiek [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Führung (Vorgehen; Leitung; Vorausgehen; Anführung; Spitze)
voorgaan; de leiding; het aanvoeren; de aanvoering
- voorgaan [znw.] zelfstandig naamwoord
- leiding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aanvoeren [het ~] zelfstandig naamwoord
- aanvoering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Führung (Managment)
het management
- management [het ~] zelfstandig naamwoord
die Führung (Vorsprung; Spitze)
de voorsprong
- voorsprong [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvoeren	Anführung; Führung; Leitung; Spitze; Vorausgehen; Vorgehen
aanvoering	Anführung; Führung; Leitung; Spitze; Vorausgehen; Vorgehen
bestuur	Direktion; Führung; Managment; Verwaltung	Betriebsführung; Direktion; Geschäftsführung
leiding	Anführung; Führung; Leitung; Spitze; Vorausgehen; Vorgehen	Aktienkurs; Betriebsführung; Direktion; Geschäftsführung; Kabel; Kabelleitung; Kurs; Leitung; Notiz
management	Direktion; Führung; Managment; Verwaltung
politiek	Direktion; Führung; Managment; Verwaltung	Politik; Staatskunde; Staatslehre; Staatspolitik; Staatswissenschaft
rondleiding	Führung
voorgaan	Anführung; Führung; Leitung; Spitze; Vorausgehen; Vorgehen
voorsprong	Führung; Spitze; Vorsprung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvoeren		anführen; anordnen; aufs Tapet bringen; aufwerfen; befehlen; dirigieren; einbringen; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen; vorbringen; vorschlagen; zur Rede bringen; zur Sprache bringen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
politiek		politisch; staatsmännisch

Führung

noun

eine geleitete Besichtigung, zumeist mit entsprechenden Erklärungen
- Führung → rondleiding
Technik: das Objekt selbst, wie etwa ein Maschinenelement, welches einem anderen Bauteil beziehungsweise Bauelement eine bestimmte, zielgerichtete, geführte Bewegungsrichtung oder Position aufzwingt
- Führung → leisponning
eine leitende oder führende (Spitzen-)Person oder Personengruppe, welche in einem Unternehmen, einer Institution, einer Partei, einem Verein oder Ähnlichem, Führungsaufgaben ausführen darf
- Führung → directie
ein zeitlicher und/oder räumlicher Vorsprung vor jemandem oder etwas besitzen
- Führung → leiding
das Recht oder die Rolle einer leitenden Person in einem Unternehmen, Leitungsaufgaben auszuführen, insbesondere zu personellen Maßnahmen, wie Arbeitseinteilung, Personaleinstellung und -entlassung
- Führung → leiding
die Handlung, der Prozess/Prozeß oder die Tätigkeit, ein bewegliches Objekt oder eine Person/Personengruppe zu steuern, in eine Richtung oder ein Verhalten zu weisen oder zu führen
- Führung → leiding

Führung

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Führung	→ gedrag; gedragingen	↔ behaviour — the way matter moves or acts
• Führung	→ leiding; begeleiding	↔ lead — act of leading or conducting
• Führung	→ voorsprong; leiding	↔ lead — precedence; advance position
• Führung	→ voorzitterschap	↔ leadership — capacity to lead
• Führung	→ administratie; management; directie; beheer; bestuur	↔ management — administration; the process or practice of managing