Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Führerschein:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Führerschein (Duits) in het Nederlands

Führerschein:

Führerschein [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Führerschein (Fahrerlaubnis)
    het rijbewijs

Vertaal Matrix voor Führerschein:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rijbewijs Fahrerlaubnis; Führerschein

Synoniemen voor "Führerschein":


Wiktionary: Führerschein

Führerschein
noun
  1. Dokument der amtlichen Erlaubnis, ein Kraftfahrzeug fahren zu dürfen
Führerschein
noun
  1. een officieel document waarmee de bezitter bevoegd is om een motorvoertuig te besturen

Cross Translation:
FromToVia
Führerschein rijvaardigheidsbewijs; rijbewijs ↔ driver's license — documenting permitting this person to drive