Duits

Uitgebreide vertaling voor Engpaß (Duits) in het Nederlands

Engpaß:

Engpaß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Engpaß (Verkehrsengpaß)
    de flessenhals; het knelpunt; de bottleneck; verkeersknelpunt
  2. der Engpaß (Fahrbahnverengung)
    wegvernauwing; de wegversmalling
  3. der Engpaß (Landenge; Enge; Engpässe; Schmalheit)
    de landengte; de engte
    • landengte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • engte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. der Engpaß (Enge; Engpässe; Schmalheit)
    de engte; de smalte; smalheid
    • engte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • smalte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • smalheid [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Engpaß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bottleneck Engpaß; Verkehrsengpaß
engte Enge; Engpaß; Engpässe; Landenge; Schmalheit Enge; Engpässe; Landenge; Verengerung
flessenhals Engpaß; Verkehrsengpaß Flaschenhals
knelpunt Engpaß; Verkehrsengpaß
landengte Enge; Engpaß; Engpässe; Landenge; Schmalheit
smalheid Enge; Engpaß; Engpässe; Schmalheit Schmalheit
smalte Enge; Engpaß; Engpässe; Schmalheit
verkeersknelpunt Engpaß; Verkehrsengpaß
wegvernauwing Engpaß; Fahrbahnverengung
wegversmalling Engpaß; Fahrbahnverengung