Duits

Uitgebreide vertaling voor Einheitlichkeit (Duits) in het Nederlands

Einheitlichkeit:

Einheitlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Einheitlichkeit (Gleichförmigkeit; Einheit; Uniformität; )
    de eenheid; de uniformiteit; de gelijkvormigheid; de eenvormigheid
  2. die Einheitlichkeit (Verbindung; Anschluß; Beziehung; )
    de verbinding; de relatie; de link; het verband; de samenhang; de liaison; de connectie; de aansluiting; de band
    • verbinding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • relatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • link [de ~] zelfstandig naamwoord
    • verband [het ~] zelfstandig naamwoord
    • samenhang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • liaison [de ~] zelfstandig naamwoord
    • connectie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aansluiting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • band [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. die Einheitlichkeit (Eintracht; Einheit; Einigkeit; Einhelligkeit; Uniformität)
    de eenzelvigheid; de uniformiteit
  4. die Einheitlichkeit (Uniformität; Einheit; Ähnlichkeit; )
    de uniformiteit; de monotonie

Vertaal Matrix voor Einheitlichkeit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansluiting Anschluß; Beziehung; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Verband; Verbindung; Zusammenhang Anschluß; Berührung; Beziehung; Bindeglied; Kontakt; Telefonanschluß; Verbindung
band Anschluß; Beziehung; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Verband; Verbindung; Zusammenhang Affinität; Anteil; Auflage; Auflegung; Ausgabe; Band; Bindung; Buch; Bund; Bündnis; Druck; Gebundenheit; Genossenschaft; Klebeband; Kontext; Korporation; Körperschaft; Liga; Pakt; Verband; Verbindung; Verbunden sein; Vertrag; Zusammenhang
connectie Anschluß; Beziehung; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Verband; Verbindung; Zusammenhang Anschluß; Berührung; Beziehung; Binde; Bindeglied; Gemeinschaft; Konnex; Konnexion; Kontakt; Verband; Verbindung; Vertrag; Zusammenhang
eenheid Einheit; Einheitlichkeit; Gleichartigkeit; Gleichförmigkeit; Homogenität; Uniformität; Ähnlichkeit Armeegruppe; Einheit; Gesamtheit; Vollständigkeit; Vollzähligkeit
eenvormigheid Einheit; Einheitlichkeit; Gleichartigkeit; Gleichförmigkeit; Homogenität; Uniformität; Ähnlichkeit Einerlei; Eintönigkeit; Gleichförmigkeit
eenzelvigheid Einheit; Einheitlichkeit; Einhelligkeit; Einigkeit; Eintracht; Uniformität
gelijkvormigheid Einheit; Einheitlichkeit; Gleichartigkeit; Gleichförmigkeit; Homogenität; Uniformität; Ähnlichkeit
liaison Anschluß; Beziehung; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Verband; Verbindung; Zusammenhang Abenteuer; Affäre; Angelegenheit; Beziehung; Date; Kopplung; Liaison; Liebesabenteuer; Liebesaffäre; Liebesbeziehung; Liebesgeschichte; Liebesverhältnis; Liebschaft; Romanze; Sache; Verbindung; Verhältnis
link Anschluß; Beziehung; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Verband; Verbindung; Zusammenhang Beziehung; Binde; Gemeinschaft; Konnex; Konnexion; Link; Verband; Verbindung; Vertrag; Zusammenhang; symbolische Verknüpfung
monotonie Einheit; Einheitlichkeit; Einhelligkeit; Gleichartigkeit; Homogenität; Uniformität; Ähnlichkeit Einerlei; Eintönigkeit; Gleichförmigkeit
relatie Anschluß; Beziehung; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Verband; Verbindung; Zusammenhang Abenteuer; Affäre; Angelegenheit; Beziehung; Binde; Gemeinschaft; Konnex; Konnexion; Kontext; Kopplung; Liaison; Liebesabenteuer; Liebesaffäre; Liebesbeziehung; Liebesgeschichte; Liebschaft; Romanze; Sache; Schicksalsverbundenheit; Stammverwandtschaft; Verband; Verbindung; Verbundenheit; Verhältnis; Vertrag; Zusammenhang
samenhang Anschluß; Beziehung; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Verband; Verbindung; Zusammenhang Beziehung; Binde; Gemeinschaft; Konnex; Konnexion; Kontext; Verband; Verbindung; Vertrag; Zusammenhang
uniformiteit Einheit; Einheitlichkeit; Einhelligkeit; Einigkeit; Eintracht; Gleichartigkeit; Gleichförmigkeit; Homogenität; Uniformität; Ähnlichkeit Einerlei; Eintönigkeit; Gleichförmigkeit
verband Anschluß; Beziehung; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Verband; Verbindung; Zusammenhang Beziehung; Binde; Gaze; Gemeinschaft; Konnex; Konnexion; Kontext; Verband; Verbindung; Vertrag; Zusammenhang
verbinding Anschluß; Beziehung; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Verband; Verbindung; Zusammenhang Anschluß; Berührung; Beziehung; Bindeglied; Kombination; Kontakt; Kontext; Kopplung; Verband; Verbindung; Zusammenfügung; Zusammenhang; Zusammenlegung; Zusammenschluß; Zusammenschweißung
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
link abgefeimt; ausgekocht; berechnend; durchtrieben; falsch; gerissen; gewandt; gewichst; hinterhältig; hinterlistig; link; listig; raffiniert; schlau; spitzfindig; verschlagen; verschmitzt
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
band Bereich; Inforegister

Synoniemen voor "Einheitlichkeit":