Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Dinger:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Dinger (Duits) in het Nederlands

Dinger:

Dinger [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Dinger (Sachen; Dinge; Zeug; )
    de dingen; de spullen; de zaakjes; de zaken; het goedje; de waar
    • dingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • spullen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zaakjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zaken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • goedje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Dinger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dingen Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug
goedje Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Zeug
spullen Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug
waar Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Artikel; Güter; Handelsware; Kaufware; Ware
zaakjes Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug
zaken Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Angelegenehiten; Geschäfte
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dingen feilschen; handeln; unterhandeln
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
waar das stimmt; echt; ehrlich; genau; prezies; richtig; wahr; wahrhaftig; wirklich
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
waar wo