Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal Dienst

Vertaal Dienst van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Dienst:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Dienst (Duits) in het Nederlands

Dienst:

Dienst [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Dienst (Gunst; Gefälligkeit; Stelle; )
    de gunst; de dienst
    • gunst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Dienst (Gottesdienst; Messe)
    de dienst; kerkviering; de mis
    • dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kerkviering [znw.] zelfstandig naamwoord
    • mis [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Dienst (Küchendienst; Tischdienst; Stubendienst; Frondienst; Flurdienst)
    het corvee; corveedienst
  4. der Dienst (Hilfe; Dienstleistung; Kundendienst; )
    het dienstbetoon; het hulpbetoon
  5. der Dienst (Hilfeleistung; Sozialhilfe; Unterstützung; )
    de hulpverlening; de hulp; de bijstand; de assistentie; het hulpbetoon; de handreiking
  6. der Dienst
    de service
    • service [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Dienst:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assistentie Beistand; Dienst; Dienstleistung; Familienfürsorge; Familienhilfe; Fürsorge; Handreichung; Hilfe; Hilfeleistung; Mithilfe; Service; Sozialhilfe; Sozialhilferegelung; Unterstützung Assistenz; Dienstleistung; Hilfeleistung; unterstützte Dienstleistung
bijstand Beistand; Dienst; Dienstleistung; Familienfürsorge; Familienhilfe; Fürsorge; Handreichung; Hilfe; Hilfeleistung; Mithilfe; Service; Sozialhilfe; Sozialhilferegelung; Unterstützung Arbeitslosengeld; Arbeitslosenhilfe; Assistenz; Beihilfe; Beistand; Familienhilfe; Fürsorge; Hilfe; Hilfeleistung; Hilfsaktion; Hilfsmittel; Sozialhilfe; Sozialhilferegelung; Stütze; Unterstützung; Wohlfahrtssorge
corvee Dienst; Flurdienst; Frondienst; Küchendienst; Stubendienst; Tischdienst
corveedienst Dienst; Flurdienst; Frondienst; Küchendienst; Stubendienst; Tischdienst
dienst Dienst; Gefälligkeit; Gottesdienst; Gunst; Messe; Schenkung; Sold; Spende; Stelle; Stiftung; Zuwendung Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Dienstpflicht; Dienststelle; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Institut; Wohlwollen; Zuvorkommendheit
dienstbetoon Beihilfe; Beistand; Dienst; Dienstleistung; Familienhilfe; Fürsorge; Hilfe; Hilfeleistung; Kundendienst; Service; Unterstützung
gunst Dienst; Gefälligkeit; Gunst; Schenkung; Sold; Spende; Stelle; Stiftung; Zuwendung
handreiking Beistand; Dienst; Dienstleistung; Familienfürsorge; Familienhilfe; Fürsorge; Handreichung; Hilfe; Hilfeleistung; Mithilfe; Service; Sozialhilfe; Sozialhilferegelung; Unterstützung
hulp Beistand; Dienst; Dienstleistung; Familienfürsorge; Familienhilfe; Fürsorge; Handreichung; Hilfe; Hilfeleistung; Mithilfe; Service; Sozialhilfe; Sozialhilferegelung; Unterstützung Arbeitslosengeld; Arbeitslosenhilfe; Assistent; Assistenz; Aushilfe; Beihilfe; Beistand; Bruder; Familienhilfe; Fürsorge; Gebäudereiniger; Gehilfe; Gehilfin; Geselle; Haushaltsaushilfskraft; Haushaltshilfe; Helfer; Hilfe; Hilfeleistung; Hilfsaktion; Hilfsmittel; Krankenpfleger; Mitarbeiter; Putzfrau; Sekundant; Sozialhilfe; Stütze; Unterstützung; Wohlfahrtssorge
hulpbetoon Beihilfe; Beistand; Dienst; Dienstleistung; Familienfürsorge; Familienhilfe; Fürsorge; Handreichung; Hilfe; Hilfeleistung; Kundendienst; Mithilfe; Service; Sozialhilfe; Sozialhilferegelung; Unterstützung
hulpverlening Beistand; Dienst; Dienstleistung; Familienfürsorge; Familienhilfe; Fürsorge; Handreichung; Hilfe; Hilfeleistung; Mithilfe; Service; Sozialhilfe; Sozialhilferegelung; Unterstützung Beistand; Hilfe; Hilfeleistung; Mithilfe; Sozialarbeit; Unterstützung
kerkviering Dienst; Gottesdienst; Messe
mis Dienst; Gottesdienst; Messe
service Dienst Bedienung; Kundendienst; Service; Wartungsdienst
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mis falsch; fehlerhaft; unrichtig; verkehrt; verschmitzt

Synoniemen voor "Dienst":


Wiktionary: Dienst

Dienst
noun
  1. beroep|nld dienst, een eenheid voor werktijd, zoals bij ploegendienst
  2. bediening, diensten ten behoeve van de klanten.
Cross Translation:
FromToVia
• Dienst → dienst ↔ office — ceremonial service
• Dienst → ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats; post; wachtpost; werkgelegenheid ↔ emploi — usage qu’on fait de quelque chose.
• Dienst → ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats; functie ↔ fonction — Activité qui tend à un but précis
• Dienst → dienst; magazijn; provisiekamer; provisiekast; voorraadkamer; ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats ↔ office — Fonction, emploi
• Dienst → dienst; eetservies; servies; afdeling; geleding; sectie; ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats ↔ service — état, fonctions, devoirs de quelqu’un qui servir une personne ou une collectivité.

Verwante vertalingen van Dienst







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0753 seconde
Page rendered in 1.0 seconds