Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Defizit:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Defizit (Duits) in het Nederlands

Defizit:

Defizit [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Defizit
    de deficit; het tekort
    • deficit [de ~] zelfstandig naamwoord
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. Defizit
    het tekort
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. Defizit (Knappheit; Bedürftigkeit; Mangel; )
    de schaarste; het gebrek; de schaarsheid; het tekort; de krapte
    • schaarste [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • schaarsheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord
    • krapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Defizit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deficit Defizit
gebrek Armut; Bedürftigkeit; Defizit; Ermangelung; Kargheit; Knappheit; Mangel; Spärlichkeit; Ärmlichkeit Abweichung; Armut; Defekt; Elend; Ermangelung; Fehlbetrag; Fehler; Fehlmenge; Gebrechen; Handikap; Hinfälligkeit; Kränklichkeit; Mangel; Manko; Not; Schwachheit; Schwäche; körperliches Gebrechen
krapte Armut; Bedürftigkeit; Defizit; Ermangelung; Kargheit; Knappheit; Mangel; Spärlichkeit; Ärmlichkeit
schaarsheid Armut; Bedürftigkeit; Defizit; Ermangelung; Kargheit; Knappheit; Mangel; Spärlichkeit; Ärmlichkeit
schaarste Armut; Bedürftigkeit; Defizit; Ermangelung; Kargheit; Knappheit; Mangel; Spärlichkeit; Ärmlichkeit Mangel
tekort Armut; Bedürftigkeit; Defizit; Ermangelung; Kargheit; Knappheit; Mangel; Spärlichkeit; Ärmlichkeit Debet; Debetsaldo; Fehlbetrag; Fehlmenge; Mangel; Manko; Schuld; Soll

Synoniemen voor "Defizit":


Wiktionary: Defizit

Defizit
noun
  1. Verlust, Einbuße

Cross Translation:
FromToVia
Defizit tekort deficit — situation wherein spending exceeds government revenue