Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Dackel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Dackel (Duits) in het Nederlands

Dackel:

Dackel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Dackel
    de teckel
    • teckel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Dackel (Teckel)
    de tekkel; de dashond
    • tekkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • dashond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. der Dackel (Dachshund)
    de tekkel
    • tekkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. der Dackel (Dachshunde)
    de teckels
    • teckels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Dackel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Dackel (Dachshunde)
    de dashonden
    • dashonden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Dackel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dashond Dackel; Teckel
dashonden Dachshunde; Dackel
teckel Dackel
teckels Dachshunde; Dackel
tekkel Dachshund; Dackel; Teckel

Synoniemen voor "Dackel":


Wiktionary: Dackel

Dackel
noun
  1. dierkunde|nld een hondensoort, klein, met lang lijf en korte poten, die speciaal gefokt wordt voor de jacht op dassen

Cross Translation:
FromToVia
Dackel teckel; dashond dachshund — breed of dog