Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Bräuche:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bräuche (Duits) in het Nederlands

Bräuche:

Bräuche [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bräuche (Sitten)
    de gewoontes; de usances; de tradities; de zeden; de gebruiken
    • gewoontes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • usances [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • tradities [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zeden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • gebruiken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Bräuche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gebruiken Bräuche; Sitten
gewoontes Bräuche; Sitten
tradities Bräuche; Sitten Traditionen; Überlieferungen
usances Bräuche; Sitten
zeden Bräuche; Sitten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gebruiken Drogen nehmen; Rauschgift konsumieren; anwenden; aufarbeiten; aufbrauchen; aufessen; aufknabbern; aufmachen; aufnehmen; aufsetzen; aufstellen; aufwenden; aufzehren; ausbeuten; ausfertigen; benutzen; bereitstellen; einsetzen; essen; gebrauchen; handhaben; hantieren; konsumieren; nutzen; praktizieren; speisen; tun; verrichten; verwenden; verzehren; zu sich nehmen

Computer vertaling door derden: