Bote in het Nederlands vertaald uit het Duits

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bote (Duits) in het Nederlands

der Bote (Herold)
de boodschapper
- boodschapper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Bote (Kurier; Zusteller; Eilbote; Laufbursche; Laufjunge)
de bezorger; rondbrenger; de bode; de besteller; de koerier
- bezorger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- rondbrenger [znw.] zelfstandig naamwoord
- bode [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- besteller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- koerier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Bote (Vorbote; Vorzeichen; Anzeichen)
de voorloper; de aanwijzing; de voorbode; de aankondiger; het voorteken
- voorloper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- aanwijzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- voorbode [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- aankondiger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- voorteken [het ~] zelfstandig naamwoord
der Bote (Postbote; Kurier; Briefträger; Zusteller; Eilbote; Laufjunge; Laufbursche)
de postbode; de bezorger; de brievenbesteller; de besteller; de bode
- postbode [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bezorger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- brievenbesteller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- besteller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bode [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aankondiger	Anzeichen; Bote; Vorbote; Vorzeichen
aanwijzing	Anzeichen; Bote; Vorbote; Vorzeichen	Angabe; Anhaltspunkt; Anknüpfungspunkt; Anspielung; Anweisung; Anweizung; Fingerzeig; Hinweis; Indikation; Indiz; Instruktion; Richtlinie; Schimmer; Spur; Stichwort; Tip; Verweisung; Wink
besteller	Bote; Briefträger; Eilbote; Kurier; Laufbursche; Laufjunge; Postbote; Zusteller	Besteller; jemand der eine Bestellung aufgiebt
bezorger	Bote; Briefträger; Eilbote; Kurier; Laufbursche; Laufjunge; Postbote; Zusteller
bode	Bote; Briefträger; Eilbote; Kurier; Laufbursche; Laufjunge; Postbote; Zusteller
boodschapper	Bote; Herold
brievenbesteller	Bote; Briefträger; Eilbote; Kurier; Laufbursche; Laufjunge; Postbote; Zusteller
koerier	Bote; Eilbote; Kurier; Laufbursche; Laufjunge; Zusteller	Austräger; Eilbote; Eilbrief; Kurier; Laufbursche; Laufjunge; Spediteur; Transporteur; Transportunternehmer
postbode	Bote; Briefträger; Eilbote; Kurier; Laufbursche; Laufjunge; Postbote; Zusteller
rondbrenger	Bote; Eilbote; Kurier; Laufbursche; Laufjunge; Zusteller
voorbode	Anzeichen; Bote; Vorbote; Vorzeichen
voorloper	Anzeichen; Bote; Vorbote; Vorzeichen
voorteken	Anzeichen; Bote; Vorbote; Vorzeichen

Herold; Signalgeber; Verkünder; Vorbote; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ
Transporteur; Träger; Überbringer; Übermittler
Abgesandter; Beauftragter; Bevollmächtigter; Delegat; Delegierter; Emissär; Kurier; Ordonnanz; Parlamentär

Bote

noun

iemand die gezonden wordt om een bericht, dienst, voorwerp enz. af te leveren
- bode → Bote
beroep|nld persoon of instantie die berichten, pakjes enz. ophaalt, vervoert en aflevert
- koerier → Bote; Kurier

Cross Translation:

From	To	Via
• Bote	→ boodschapper	↔ messenger — one who brings messages
• Bote	→ bode; conciërge; koster; pedel	↔ appariteur — huissier d’une faculté.
• Bote	→ koster; bode; conciërge; pedel	↔ bedeau — employé laïc d’église, préposé au service matériel et à l’ordre, qui a pour insigne une verge ou canne et pour fonction principale de marcher devant les ecclésiastiques, devant les quêteurs, etc., et de leur faire ouvrir passage.