Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Bißchen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bißchen (Duits) in het Nederlands

Bißchen:

Bißchen [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Bißchen
    het beetje
    • beetje [het ~] zelfstandig naamwoord

Bißchen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Bißchen (Wenig)
    het beetje; de kleinigheid

Vertaal Matrix voor Bißchen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beetje Bißchen; Wenig
kleinigheid Bißchen; Wenig Bagatelle; Detail; Ding; Dingelchen; Einzelheit; Firlefanz; Kleinigkeit; Klimbim; Lappalie; Nebensache; Nippsache; Schnicksnack; kleines Geschenk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beetje ein bißchen

Verwante vertalingen van Bißchen