Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Bestand:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bestand (Duits) in het Nederlands

Bestand:

Bestand [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bestand
    het bestand
    • bestand [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Bestand (Mobiliar; Hausrat; Inventar; )
    de boedel; de inboedel; het huisraad
    • boedel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inboedel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • huisraad [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Bestand (Anlage; Posten; Aktiva)
    de activa
    • activa [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Bestand (Inventar)
    de voorraad
    • voorraad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bestand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
activa Aktiva; Anlage; Bestand; Posten Besitz; Besitztum; Eigentum; Ersparnis; Guthaben; Habe; Kredit
bestand Bestand Datei
boedel Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar Erbe; Erbmasse; Erbschaft; Erbstück; Erbteil; Hinterlassenschaft; Nachlaß; Vermächtnis
huisraad Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar
inboedel Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar
voorraad Bestand; Inventar Lager; Warenbestand
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestand gewachsen; überlegen

Synoniemen voor "Bestand":


Wiktionary: Bestand

Bestand
noun
  1. fortdauernde Existenz von etwas
  2. Menge von vorhandenen Gegenständen