Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Bankpaß:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bankpaß (Duits) in het Nederlands

Bankpaß:

Bankpaß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bankpaß (Paß)
    de bankpas; de pas
    • bankpas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bankpaß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bankpas Bankpaß; Paß
pas Bankpaß; Paß Ausweis; Ausweiskarte; Bergpaß; Gebirgspaß; Paß; Reisedokument; Reisepaß; Schritt; Tritt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pas gerade; jüngst; letztens; neulich; vor kurzem; vorhin