Duits
Uitgebreide vertaling voor Aussprechen (Duits) in het Nederlands
Aussprechen:
-
Aussprechen (Aussprechen zum Ende; Ausreden)
Vertaal Matrix voor Aussprechen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
uitpraten | Ausreden; Aussprechen; Aussprechen zum Ende | |
uitpraten tot het eind | Ausreden; Aussprechen; Aussprechen zum Ende | |
uitspreken | Ausreden; Aussprechen; Aussprechen zum Ende | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
uitpraten | Streit beilegen; ausreden; aussprechen | |
uitspreken | aussprechen |