Ausspannung in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Ausspannung:
- kalmering; geruststelling; pauze; tussenpoos; onderbreking; verademing; opluchting; buitencafé

Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausspannung (Duits) in het Nederlands

die Ausspannung (Beruhigung; Entspannung; Zerstreuung; Erholung)
de kalmering; de geruststelling
- kalmering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geruststelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Ausspannung (Unterbrechung; Pause; Arbeitspause; Mittagspause; Ruhepause; Erholung; Essenszeit; Entspannung)
de pauze; de tussenpoos; de onderbreking
- pauze [de ~] zelfstandig naamwoord
- tussenpoos [de ~] zelfstandig naamwoord
- onderbreking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Ausspannung (Beruhigung; Erleichterung; Aufklärung; Entspannung; Entladung; Aufnahme; Enthebung; Aushilfe; Abhilfe; Ausschüttung; Absetzung; Aufwartung; Aufhellung)
de verademing; de opluchting; de geruststelling
- verademing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- opluchting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geruststelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Ausspannung (Ausflugslokal)
buitencafé
- buitencafé [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
buitencafé	Ausflugslokal; Ausspannung
geruststelling	Abhilfe; Absetzung; Aufhellung; Aufklärung; Aufnahme; Aufwartung; Aushilfe; Ausschüttung; Ausspannung; Beruhigung; Enthebung; Entladung; Entspannung; Erholung; Erleichterung; Zerstreuung
kalmering	Ausspannung; Beruhigung; Entspannung; Erholung; Zerstreuung
onderbreking	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Unterbrechung	Arbeitspause; Aufschub; Enthaltsamkeit; Enthaltung; Entspannung; Erholung; Interruption; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung; Verschiebung; Verzicht; Verzögerung
opluchting	Abhilfe; Absetzung; Aufhellung; Aufklärung; Aufnahme; Aufwartung; Aushilfe; Ausschüttung; Ausspannung; Beruhigung; Enthebung; Entladung; Entspannung; Erleichterung	Erleichterung
pauze	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Unterbrechung	Arbeitspause; Entspannung; Erholung; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung
tussenpoos	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Unterbrechung	Arbeitspause; Entspannung; Erholung; Interim; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung; Zwischenraum; Zwischenzeit
verademing	Abhilfe; Absetzung; Aufhellung; Aufklärung; Aufnahme; Aufwartung; Aushilfe; Ausschüttung; Ausspannung; Beruhigung; Enthebung; Entladung; Entspannung; Erleichterung