Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausladung (Duits) in het Nederlands

Ausladung:

Ausladung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Ausladung
    de ontlading; de lossing; uitlading
  2. die Ausladung (Vorsprung; Spitze; Knochenvorsatz)
    het uitsteeksel
  3. die Ausladung (plötzlliche Enladung; Explosion; Ausbruch)
    de ontlading; plotselinge uitbarsting
  4. die Ausladung (Ausdehnung; Streckung; Dehnung)
    de uitrekking; uitstrekking

Vertaal Matrix voor Ausladung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lossing Ausladung
ontlading Ausbruch; Ausladung; Explosion; plötzlliche Enladung Entladung; elektrische Entladung
plotselinge uitbarsting Ausbruch; Ausladung; Explosion; plötzlliche Enladung
uitlading Ausladung
uitrekking Ausdehnung; Ausladung; Dehnung; Streckung
uitsteeksel Ausladung; Knochenvorsatz; Spitze; Vorsprung
uitstrekking Ausdehnung; Ausladung; Dehnung; Streckung