Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Ausladen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausladen (Duits) in het Nederlands

Ausladen:

Ausladen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Ausladen (Abladen)
    het lossen; uitladen; afladen
    • lossen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • uitladen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • afladen [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. Ausladen (Abladen)
    leegmaken; uitladen

Vertaal Matrix voor Ausladen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afladen Abladen; Ausladen
leegmaken Abladen; Ausladen
lossen Abladen; Ausladen
uitladen Abladen; Ausladen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afladen abladen; ausladen; entladen
leegmaken ausgießen; ausheben; ausleeren; ausnehmen; ausräumen; ausschütten; austrinken; entleeren; herausnehmen; leer trinken; leeren; leermachen
lossen abgeben; abladen; ablassen; ausladen; entladen; löschen
uitladen abgeben; ablassen; ausladen; entladen; löschen

Verwante vertalingen van Ausladen