Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Ausgießer:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausgießer (Duits) in het Nederlands

Ausgießer:

Ausgießer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ausgießer
    de tuiten; de schenktuiten
  2. der Ausgießer (Schnabel; Schnäbel)

Vertaal Matrix voor Ausgießer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mondstukken van tabakspijpen Ausgießer; Schnabel; Schnäbel
schenktuiten Ausgießer
tuiten Ausgießer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tuiten gellen

Synoniemen voor "Ausgießer":

  • Ausguss; Schnaupe; Schnauze einer Kanne; Tülle