Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Aufscchmuck:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Aufscchmuck (Duits) in het Nederlands

Aufscchmuck:

Aufscchmuck [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Aufscchmuck (Schmuck; Putz)
    de versiering; de opsmuk; de opschik; de smuk
    • versiering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • opsmuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opschik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Aufscchmuck:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opschik Aufscchmuck; Putz; Schmuck
opsmuk Aufscchmuck; Putz; Schmuck
smuk Aufscchmuck; Putz; Schmuck
versiering Aufscchmuck; Putz; Schmuck Ausrüstung; Ausschmückung; Ausstaffierung; Ausstattung; Einrichtung; Girlande; Ordenszeichen; Verzierung; Zierde