Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Auflegung:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Auflegung (Duits) in het Nederlands

Auflegung:

Auflegung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Auflegung (Auflage; Druck; Spannung; Zwang; Last)
    de oplage; de druk; de uitgave
    • oplage [de ~] zelfstandig naamwoord
    • druk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uitgave [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. die Auflegung (Band; Bund; Auflage; )
    de band; het volume; het boekdeel; het deel
    • band [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • volume [het ~] zelfstandig naamwoord
    • boekdeel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • deel [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Auflegung (Lautstärke; Spalte; Binde; )
    het geluidsniveau; het volume

Vertaal Matrix voor Auflegung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
band Anteil; Auflage; Auflegung; Ausgabe; Band; Bund; Druck Affinität; Anschluß; Band; Beziehung; Bindung; Buch; Bund; Bündnis; Einheitlichkeit; Gebundenheit; Gemeinschaft; Genossenschaft; Klebeband; Kontext; Korporation; Körperschaft; Liga; Pakt; Verband; Verbindung; Verbunden sein; Vertrag; Zusammenhang
boekdeel Anteil; Auflage; Auflegung; Ausgabe; Band; Bund; Druck
deel Anteil; Auflage; Auflegung; Ausgabe; Band; Bund; Druck Abschnitt; Anteil; Bestandteil; Bruchteil; Dreschboden; Element; Erbe; Erbschaft; Erbstück; Erbteil; Glied; Hinterlassenschaft; Nachlaß; Segment; Stück; Teil; Teilchen; Vermächtnis
druk Auflage; Auflegung; Druck; Last; Spannung; Zwang Druck; Finanzielle Last; Pression; Zwang
geluidsniveau Auflage; Auflegung; Ausgabe; Band; Bande; Binde; Bindung; Decke; Diele; Lautstärke; Spalte; Spannung Lärmpegel
oplage Auflage; Auflegung; Druck; Last; Spannung; Zwang
uitgave Auflage; Auflegung; Druck; Last; Spannung; Zwang Ausgabe; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Fassung; Folge; Geldausgabe; Meldung; Mitteilung; Verlagswesen; Verlautbarung; Version; Veröffentlichung
volume Anteil; Auflage; Auflegung; Ausgabe; Band; Bande; Binde; Bindung; Bund; Decke; Diele; Druck; Lautstärke; Spalte; Spannung Inhalt; Lautstärke; Volume; Volumen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
druk aktiv; angeheitert; angeregt; ausgelassen; beschäftigt; eifrig; emsig; existent; fleißig; flott; freudig; freudvoll; frisch; fröhlich; gedrängt; geräuschvoll; geschäftig; gesellig; heiter; keck; lebendig; lebhaft; lustig; munter; quick; vergnüglich; wohlgemut; üppig
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
band Bereich; Inforegister
deel Kachel