Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal Aufgabe

Vertaal Aufgabe van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Aufgabe:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Aufgabe (Duits) in het Nederlands

Aufgabe:

Aufgabe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Aufgabe (Freizeitbeschäftigung; Leistung; Tätigkeit; )
    de hobby; de bezigheid
    • hobby [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bezigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. die Aufgabe
    het vraagstuk; de opgave; de opgaaf; de kwestie; de zwaarte; het probleem
    • vraagstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • opgave [de ~] zelfstandig naamwoord
    • opgaaf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zwaarte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • probleem [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Aufgabe
    de taak
    • taak [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Aufgabe (Thema; Motiv)
    het onderwerp; het thema
    • onderwerp [het ~] zelfstandig naamwoord
    • thema [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Aufgabe (Ablieferung; Lieferung; Bestellung; )
    de levering; de bezorging; de leverantie; de afgifte; geleverde
  6. die Aufgabe (Resignation)
    de opgave; zich neerleggen bij
  7. die Aufgabe (Arbeit; Tätigkeit; Beschäftigung)
    het klusje; het karweitje
    • klusje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • karweitje [het ~] zelfstandig naamwoord
  8. die Aufgabe (Kapitulation; Übergabe)
    de capitulatie; de overgave
  9. die Aufgabe (schwere Arbeit; Beschäftigung; Tätigkeit; Arbeit)
    de krachttoer

Vertaal Matrix voor Aufgabe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgifte Ablieferung; Aufgabe; Auslieferung; Beförderung; Besorgung; Bestellung; Einschickung; Einsendung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung; Zustellung Abgabe; Ablieferung; Ausgabe; Distribution; Einlieferung; Emission; Erteilung; Herausgabe
bezigheid Arbeit; Aufgabe; Beschäftigung; Freizeitbeschäftigung; Leistung; Tat; Tätigkeit Aktivität; Arbeit; Beschäftigung; Eifer; Emsigkeit; Fleiß; Geschäftigkeit; Gewerbe; Industrie; Liebhaberei; Tätigkeit
bezorging Ablieferung; Aufgabe; Auslieferung; Beförderung; Besorgung; Bestellung; Einschickung; Einsendung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung; Zustellung Lieferung; Post Zustellung; Zustelldienst; Zustellung
capitulatie Aufgabe; Kapitulation; Übergabe
geleverde Ablieferung; Aufgabe; Auslieferung; Beförderung; Besorgung; Bestellung; Einschickung; Einsendung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung; Zustellung
hobby Arbeit; Aufgabe; Beschäftigung; Freizeitbeschäftigung; Leistung; Tat; Tätigkeit
karweitje Arbeit; Aufgabe; Beschäftigung; Tätigkeit
klusje Arbeit; Aufgabe; Beschäftigung; Tätigkeit
krachttoer Arbeit; Aufgabe; Beschäftigung; Tätigkeit; schwere Arbeit Leistung
kwestie Aufgabe Affäre; Angelegenheit; Auseinandersetzung; Differenz; Fall; Frage; Konflikt; Meinungsverschiedenheit; Problem; Sache; Streit; Streitfrage; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Vorfall; Vorgang; Wortwechsel; Zwietracht; Zwischenfall
leverantie Ablieferung; Aufgabe; Auslieferung; Beförderung; Besorgung; Bestellung; Einschickung; Einsendung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung; Zustellung Ablieferung; Auslieferung; Beförderung; Einschickung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung
levering Ablieferung; Aufgabe; Auslieferung; Beförderung; Besorgung; Bestellung; Einschickung; Einsendung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung; Zustellung Ablieferung; Auslieferung; Beförderung; Einschickung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung
onderwerp Aufgabe; Motiv; Thema Betreff; Inhalt eines Buches; Satzgegenstand; Subjekt; Thema; Thema eines Buches
opgaaf Aufgabe Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Liste; Tabelle; Verzeichnis
opgave Aufgabe; Resignation Anmeldung; Ansprache; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Bericht; Botschaft; Buchung; Eintragung; Erwähnung; Liste; Meldung; Mitteilung; Tabelle; Verlautbarung; Verzeichnis; Verzeichnung; Übungsaufgabe
overgave Aufgabe; Kapitulation; Übergabe Einsatz; Ergebenheit; Hingabe; Hingebung; Leidenschaft; Passion; Treue; Widmung; Übergabe
probleem Aufgabe Chagrin; Denksportaufgabe; Elend; Gram; Griesgram; Komplikation; Kompliziertheit; Last; Lästigkeit; Problem; Rätsel; Schererei; Scherereien; Schwierige Rätsel; Schwierigkeit; Stümperei; Trauer; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Verdrießlichkeit
taak Aufgabe Anfrage; Anweisung; Arbeit; Auftrag; Befehl; Beschäftigung; Einzelvorgang; Erlaß; Instruktion; Kommando; Schulaufgabe; Task; Tätigkeit; Vertrag; Weisung; Zwangsbefehl
thema Aufgabe; Motiv; Thema Inhalt eines Buches; Stellungnahme; Thema; Thema eines Buches
vraagstuk Aufgabe Problem
zich neerleggen bij Aufgabe; Resignation
zwaarte Aufgabe Gewicht; Schwere; Stärke
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
thema Design; Desktopdesign; Szene

Synoniemen voor "Aufgabe":


Wiktionary: Aufgabe

Aufgabe
noun
  1. een te verrichten werk
Cross Translation:
FromToVia
• Aufgabe → in de steek laten; verlating; achterlating ↔ abandonment — act of abandoning
• Aufgabe → toewijzen ↔ assignment — act of assigning, or an assigned task
• Aufgabe → editie ↔ edition — literary work
• Aufgabe → functie ↔ function — professional or official position
• Aufgabe → job; taak ↔ job — task
• Aufgabe → taak; opgave ↔ task — piece of work done as part of one’s duties
• Aufgabe → plicht; huiswerk ↔ devoir — Ce à quoi on est obliger par la raison, par la morale, par la loi, par sa condition, par la bienséance, etc.
• Aufgabe → karwei; klus; opgave; taak; opgaaf ↔ tâche — travail donner à accomplir.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Aufgabe







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0496 seconde
Page rendered in 1.0 seconds