Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal Auffahren

Vertaal Auffahren van Duits naar Nederlands

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Auffahren:
- oprijden; opvaren; driftig zijn; opvliegen; opstuiven; opschrikken

Duits

Uitgebreide vertaling voor Auffahren (Duits) in het Nederlands

Auffahren:

Auffahren [das ~] zelfstandig naamwoord

Auffahren
oprijden
- oprijden [znw.] zelfstandig naamwoord
Auffahren
opvaren
- opvaren [znw.] zelfstandig naamwoord
Auffahren (Aufbrausen)
driftig zijn; opvliegen; opstuiven
- driftig zijn [znw.] zelfstandig naamwoord
- opvliegen [znw.] zelfstandig naamwoord
- opstuiven [znw.] zelfstandig naamwoord
Auffahren (Aufschrecken)
opschrikken
- opschrikken [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Auffahren:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
driftig zijn	Aufbrausen; Auffahren
oprijden	Auffahren
opschrikken	Auffahren; Aufschrecken
opstuiven	Aufbrausen; Auffahren
opvaren	Auffahren
opvliegen	Aufbrausen; Auffahren
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
oprijden		Stückchen mitfahren; auffahren; einfahren; hinauffahren; nach oben schauen
opschrikken		aufschrecken
opstuiven		aufwehen; aufwirbeln
opvliegen		abheben; akzelerieren; angehen; anlaufen; ansteigen; anziehen; aufbrechen; auffliegen; aufführen; aufrücken; aufstauben; aufsteigen; aufwallen; aufwehen; aufwerfen; aufwirbeln; aufziehen; davontragen; einläuten; einschnauben; einschnupfen; emporsteigen; erheben; errichten; ersteigen; heben; heraufkommen; heraufsteigen; herausquellen; hinauffliegen; hinaufgehen; hinaufkommen; hinaufsteigen; hissen; hochkrempeln; hochsteigen; hochziehen; sichheben; sprudeln; starten; steigen; steigern; verkehren; verwirken; wallen