Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Arrangieren:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Arrangieren (Duits) in het Nederlands

Arrangieren:

Arrangieren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Arrangieren (Anordnen; Anpassen)
    ordenen; schikken
    • ordenen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • schikken [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Arrangieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ordenen Anordnen; Anpassen; Arrangieren
schikken Anordnen; Anpassen; Arrangieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ordenen alles auf die Reihe bringen; einteilen; gliedern; gruppieren; katalogisieren; klassifizieren; ordnen; sortieren
schikken Maßregeln treffen; Streit beilegen; beilegen; beruhigen; beschwichtigen; besänftigen; einigen; gelegen kommen; konvenieren; passen; regeln; rundkommen; schlichten; vergleichen; versöhnen