Anwendung in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Anwendung:
- toepassing; gebruik; aanwending; aanwenden; behandeling; hantering; applicatie; gewoonte; usance; traditie; programma
Wiktionary:
- Anwendung → toepassing
- Anwendung → toepassing, softwarepakket, computerprogramma, applicatie, gebruik

Duits

Uitgebreide vertaling voor Anwendung (Duits) in het Nederlands

die Anwendung (Verwendung; Gebrauch; Benutzung)
de toepassing; het gebruik; de aanwending; aanwenden
- toepassing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gebruik [het ~] zelfstandig naamwoord
- aanwending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aanwenden [znw.] zelfstandig naamwoord
die Anwendung (Handhabung; Benutzung; Gebrauch; Verwendung; Nutzung; Verwertung; Hantieren)
het gebruik; de aanwending; de behandeling; de hantering
- gebruik [het ~] zelfstandig naamwoord
- aanwending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- behandeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- hantering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Anwendung (Applikation)
de applicatie
- applicatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Anwendung (Gebrauch; Benutzung; Verwendung)
de gewoonte; de usance; het gebruik; de traditie
- gewoonte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- usance [de ~] zelfstandig naamwoord
- gebruik [het ~] zelfstandig naamwoord
- traditie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Anwendung (Programm; App)
de toepassing; het programma
- toepassing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- programma [het ~] zelfstandig naamwoord
die Anwendung (Commerce-Anwendung; Commerce Server-Anwendung)
de toepassing
- toepassing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanwenden	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Verwendung
aanwending	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung	Verwendung
applicatie	Anwendung; Applikation
behandeling	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung	Behandlung; Therapie
gebruik	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung	Verbrauch; Verwendung
gewoonte	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Verwendung
hantering	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung
programma	Anwendung; App; Programm	Ausstrahlung; Modul; Programm; Radio-aussendung; Sendung; Übertragung
toepassing	Anwendung; App; Benutzung; Commerce Server-Anwendung; Commerce-Anwendung; Gebrauch; Programm; Verwendung	Verwendung
traditie	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Verwendung	Angewohnheit; Brauch; Gepflogenheit; Gewohnheit; Legende; Sitte; Tradition; Überlieferung
usance	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Verwendung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanwenden		anwenden; benutzen; einsetzen; gebrauchen; handhaben; hantieren; praktizieren; tun; verrichten; verwenden

Benutzung; Einsatz; Ergreifung; Gebrauch; Inanspruchnahme; Indienstnahme; Nutzung; Verwendung
Applikation
Applikation; Computerprogramm; Programm; Software; Softwareanwendungen; Softwaresystem; Arbeitsergebnis; Artefakt; Handlungsprodukt; Opus; Werk

Anwendung

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Anwendung	→ toepassing	↔ application — the act of applying as a means
• Anwendung	→ toepassing	↔ application — the act of directing or referring something to a particular case
• Anwendung	→ toepassing; softwarepakket; computerprogramma; applicatie	↔ application — a computer program
• Anwendung	→ gebruik	↔ use — act of using

Computer vertaling door derden:

Remove Ads