Anklage in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Anklage:
- aanklacht; beschuldiging; tenlastelegging; verdachtmaking; aantijging; insinuatie
Wiktionary:
- Anklage → aanklacht
- Anklage → beschuldiging, aanklacht, telastlegging, tenlastelegging, aangifte, accusatie, zucht, beklag, klacht

Duits

Uitgebreide vertaling voor Anklage (Duits) in het Nederlands

die Anklage (Anschuldigung)
de aanklacht; de beschuldiging; de tenlastelegging
- aanklacht [de ~] zelfstandig naamwoord
- beschuldiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- tenlastelegging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Anklage (Beschuldigung; Anschuldigung)
de beschuldiging; de verdachtmaking; de aantijging; de insinuatie
- beschuldiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- verdachtmaking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aantijging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- insinuatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Anklage
de tenlastelegging
- tenlastelegging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanklacht	Anklage; Anschuldigung
aantijging	Anklage; Anschuldigung; Beschuldigung	Anspielung; Beschuldigung; Unterstellung
beschuldiging	Anklage; Anschuldigung; Beschuldigung	Ahnung; Verdacht; Vermutung; Vorgefühl
insinuatie	Anklage; Anschuldigung; Beschuldigung	Anspielung; Beschuldigung; Unterstellung
tenlastelegging	Anklage; Anschuldigung
verdachtmaking	Anklage; Anschuldigung; Beschuldigung	Verdächtigung

Anklage

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Anklage	→ beschuldiging	↔ indictment — legal accusation
• Anklage	→ aanklacht; beschuldiging; telastlegging; tenlastelegging; aangifte; accusatie	↔ accusation — action en justice par laquelle on accuser quelqu’un.
• Anklage	→ aanklacht; telastlegging; tenlastelegging	↔ charge — Ce qui peser.
• Anklage	→ zucht; beklag; aanklacht; klacht; beschuldiging; telastlegging; tenlastelegging; aangifte; accusatie	↔ plainte — Traductions à trier suivant le sens