Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal Anhäufung

Vertaal Anhäufung van Duits naar Nederlands

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Anhäufung:
- berg; opeenhoping; bende; hoop
Wiktionary:
- Anhäufung → opstapeling, accumulatie, opeenhoping, samenscholing, opeenstapeling, agglomeraat, samenballing, samenklontering, samenvoegsel, agglomeratie, agglomereren, samenklonteren

Duits

Uitgebreide vertaling voor Anhäufung (Duits) in het Nederlands

Anhäufung:

Anhäufung [die ~] zelfstandig naamwoord

die Anhäufung (Aufhäufung)
de berg; de opeenhoping; de bende; de hoop
- berg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- opeenhoping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bende [de ~] zelfstandig naamwoord
- hoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Anhäufung:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bende	Anhäufung; Aufhäufung	Ansammlung; Bande; Chaos; Clan; Durcheinander; Haufen; Horde; Menge; Pfuscherei; Sauwirtschaft; Schar; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Truppe; Trümmerhaufen; Wirrwarr; Zusammenrottung
berg	Anhäufung; Aufhäufung	Berg; Gebirge; Haufen; Klumpen; Masse; Menge; große Masse
hoop	Anhäufung; Aufhäufung	Ansammlung; Berg; Erwarten; Erwartung; Haufen; Horde; Häufung; Klumpen; Kot; Masse; Menge; Schar; Scheiße; Stapel; Stoß; Truppe; Zusammenrottung; große Masse
opeenhoping	Anhäufung; Aufhäufung	Agglomoration; Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stoß

Synoniemen voor "Anhäufung":

Aggregation; Akkumulation; Ansammlung; Ballung; Ballungsraum; Häufung; Konglomerat; Kulmination
Agglomerat; Agglomeration; Ballungsgebiet; Verdichtungsraum; Zusammenballung
Anzahl; Armee; Batzen; Flut; Fülle; Haufen; Heer; Latte; Legion; Masse; Menge; Reihe; Schar; Schwall; Schwarm; Schwung; Serie; Unmasse; Unmaß; Unmenge; Unzahl; Vielheit; Vielzahl; Übermaß

Wiktionary: Anhäufung

Cross Translation:

From	To	Via
• Anhäufung	→ opstapeling; accumulatie; opeenhoping	↔ accumulation — act of accumulating, the state of being accumulated
• Anhäufung	→ samenscholing; opeenhoping; opeenstapeling; accumulatie	↔ accumulation — action d’accumuler, en parlant des choses physiques et les choses morales.
• Anhäufung	→ agglomeraat; samenballing; samenklontering; samenvoegsel; agglomeratie; agglomereren; samenklonteren	↔ agglomération — action d’agglomérer ou résultat de cette action.