Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Anfahren:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Anfahren (Duits) in het Nederlands

Anfahren:

Anfahren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Anfahren (Ausfallend werden gegen; Anschnauzen)
    uitvallen tegen; afsnauwen
  2. Anfahren
    komen aanvaren

Vertaal Matrix voor Anfahren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afsnauwen Anfahren; Anschnauzen; Ausfallend werden gegen
komen aanvaren Anfahren
uitvallen tegen Anfahren; Anschnauzen; Ausfallend werden gegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afsnauwen anfahren; anschnauzen; ausfallen gegen
komen aanvaren angefahren kommen
uitvallen tegen anfahren; anschnauzen; ausfallen gegen

Computer vertaling door derden: